In deze blog neem ik je mee voor een minireisje in de wereld van textiel.
Het woord textiel betekent ‘alles wat geweven is’. Textiel bestaat uit kortere en langere draden. Die draden noemen we ‘vezels’. Je kunt deze vezels vlechten, breien of aan elkaar knopen. Dan heb je textiel. Textiel vind je overal om je heen. Je kleren, handdoeken en gordijnen: het is allemaal textiel.
Vroeger werden er alleen natuurlijke vezels gebruikt. Die komen van dieren of planten. Bijvoorbeeld wol, katoen en zijde.
Vanaf ongeveer 1935 kwamen er ook kunstmatige vezels. Kunstvezels zijn textielvezels die via een kunstmatig proces worden gemaakt, zodat een vezel ontstaat die in de natuur niet voorkomt. De eerste kunstmatige vezel was nylon. Hier worden bijvoorbeeld panty's van gemaakt.
Er bestaan ook kunstvezels die een natuurlijke grondstof als basis hebben, dit worden half synthetische vezels genoemd. De eerste half synthetische vezels werden aan het einde van de 19e eeuw gemaakt.
Katoen is een plantaardige vezel (cellulose), die aan de zaden van de katoenplant groeit als witte pluizige bollen. Na bewerking zijn deze uitstekend geschikt voor het spinnen tot fijn garen. Katoen is als vezel sterk en daarmee lang bestand tegen slijtage; het is nat zelfs sterker dan droog. Textiel gemaakt van katoen is luchtdoorlatend en het heeft uitstekend vermogen om vocht op te nemen: het is sterk absorberend. Katoen wordt vaak gemengd met andere vezels.
Badstof is ook van katoenvezel gemaakt, hierbij zijn er lussen geweven. Het wordt ook frotté genoemd. Omdat er als het ware van de vezel een oppervlaktevergroting is ontstaan door de lussen, is het bij uitstek geschikt om veel vocht op te nemen. Het wordt dan ook gebruikt om handdoeken, badlakens, washandjes en badjassen van te maken.
Ook Jersey is geen aparte vezel, maar een brei-weeftechniek. Het bestaat in katoen en ook in wol. Oorspronkelijk komt deze toepassing van het Britse eiland met dezelfde naam. Het weefsel ziet eruit als een heel fijnmazig breiwerk. Hierdoor is het elastisch en comfortabel om te dragen. Katoenen jersey wordt veel gebruikt voor hoeslakens omdat juist de rekbaarheid hier van pas komt.
Het mengweefsel Polykatoen bestaat uit katoen en polyester, ook wel polyester-katoen genoemd. Hiermee worden de zachtheid en het vochtopnemend vermogen van katoen gecombineerd met de soepelheid van polyester, waardoor een strijkvrij mengweefsel ontstaat. Een veel gebruikte mix is 65% polyester en 35% katoen, bijvoorbeeld voor dekbedhoezen.
Viscose (rayon) is de vezel die oorspronkelijk kunstzijde werd genoemd, omdat het aanvoelt zoals zijde. Het is een zachte, soepele stof die toch net zo comfortabel draagt als katoen. Als het nat is wordt het veel minder sterk, daarom moet het heel voorzichtig gewassen worden, zonder wringen, wrijven of borstelen. Het kreukt nogal snel, om die reden wordt het vaak gemixt met andere, synthetische vezels zoals polyester. Daardoor zijn de nadelen die viscose heeft deels verdwenen.
Acryl/polyacryl/Dralon is een sterke, zachte vezel die veel op wol lijkt en bestand is tegen slijtage. Het is warm bij het dragen. Hoewel het niet krimpt, kan acryl niet te heet gewassen worden, niet in de felle zon worden gedroogd en ook niet in de droger. Strijken moet voorzichtig gebeuren. Het wordt vaak als mengvezel gebruikt en voor kleding zoals mutsen, sjaals, truien en dekens. Dralon is een merknaam van acrylvezel van Bayer.
Fleece heeft als basis polyethyleentereftalaat. Het woord 'fleece' is Engels voor vacht, en verwijst naar het zachte uiterlijk van deze stof. Door de techniek waarmee het gemaakt wordt krijgt het de specifieke eigenschappen: het wordt los gebreid en vervolgens gewassen. Hierdoor krimpt het breisel en gaat het op een lamsvacht lijken. Een soort vervilten dus. Zo wordt textiel verkregen die warm is, ademend, licht van gewicht en die snel droogt. Fleece is niet winddicht, hoewel dit door toevoeging van een membraan tussen twee lagen ervan wel bereikt kan worden. Er bestaan verschillende soorten fleece, en de truien en vesten van deze stof zijn algemeen bekend.
Lycra is een vezel gemaakt van polyurethaan, is een synthetisch rubber. Andere namen waar het onder bekend is zijn Elastan, Dorlastan, Spandex. Het heeft een rekvermogen van 500 tot 600%, het grootste van alle materialen in textiel. Veel gebruikt voor zwemkleding, sportkleding, elastische boorden, sokken. Ook wordt het gecombineerd met andere geweven of gebreide materialen zoals katoen, om kleding lichte rekbaarheid te geven en daarmee het draagcomfort te vergroten. Meestal is het doorzichtig, glanzend en stroef. Het mag niet te heet gewassen worden.
Microvezel is gemaakt van polyester en polyamide. Als textiel kan het geweven of gebreid, maar ook non-woven zijn (een vlies). Het voelt zacht aan, als een natuurlijke stof. Textiel hiervan gemaakt is licht van gewicht, sterk, rekbaar, waterafstotend, ademend, krimpvrij, vormvast, goed te reinigen en sneldrogend. Het wordt veel gebruikt voor functionele kleding, zoals sport- en regenkleding, en voor doekjes en dweilen voor nat en droog schoonmaken.
Polyamide/nylon is licht van gewicht, makkelijk te vouwen. Het is sterk, scheurt niet, kreukt niet, behoudt zijn vorm en droogt heel snel. Het is elastisch en waterafstotend. Het mag niet warmer dan 40 graden gewassen worden en niet in de droger.
Polyester is een gladde, lichte, duurzame stof, die zacht aanvoelt. Het is vormvast, behoudt zijn kleur goed en gaat lang mee. Deze stof neemt echter niet zo goed vocht op, het is dus weinig ademend, is niet echt warm en kan statisch zijn. Het mag op 40 graden gewassen worden, het droogt heel snel en strijken is niet nodig.
Softshell is een stof die uit meerdere lagen bestaat. De buitenkant is een gladde polyester, maar de binnenkant is een geruwd dun fleece. Omdat het waterafstotend, ademend en licht van gewicht is, kun je de stof voor talloze toepassingen gebruiken. De meest toegepaste is voor kleding.
Reactie plaatsen
Reacties